Onafhankelijke consultancy sinds 1992

                       Galerij 3, 1411 LH  Naarden

                         tel.: 035 6943060 / fax: 035 6951632

 

home

diensten

Drs Ruud H. Veenstra RA

publicaties

actualiteiten

archief

disclaimer

                          

 

Publicatiedatum: 18/5/2001

Evaluatie accountantswet kan niet om Peper heen

De Raad van Tucht deed op 8 mei uitspraak in de klacht van de ex-burgemeester van Rotterdam tegen drie accountants van KPMG Forensic Accountants. Deze uitspraak is van eminent belang voor de discussie over de accountantswetgeving. Dat Peper verliezer is staat vast, maar het probleem is dat Peper verliezer werd doordat de jacht op hem werd ingezet en niet op grond van bewezen feiten.

De Raad van Tucht oordeelt dat het KPMG-rapport het karakter had van 'een werkdossier' en 'de sfeer ademt van een lange lijst van verdachtmakingen jegens bestuurders van Rotterdam, waaronder klager (Peper).' Door dit te doen hebben betrokkenen van KPMG naar het oordeel van de tuchtrechter artikel 5 (eer van de stand) en artikel 11 (deugdelijke grondslag) van de Gedrags- en Beroepsregels registeraccountants geschonden. Dit zijn zware schendingen van de Gedrags- en Beroepsregels. KPMG en het accountantsberoep kunnen er dan ook niet omheen om consequenties te verbinden aan deze uitspraak. Ik wacht de nadere zakelijke berichten hierover met spanning af.

De raad doet uitspraken die van verderstrekkende betekenis zijn. Zo heeft de raad kritiek op zowel COR als op KPMG over de onduidelijke toetsingscriteria. In het bijzonder wordt nergens duidelijk wat het 'functioneel zijn van uitgaven' precies betekent. De begrippen doelmatigheid, onrechtmatigheid en 'functioneel zijn van uitgaven' lopen voortdurend als een onontwarbare kluwen door elkaar. Als de overheden echt ernst willen maken met een transparante en doelmatige organisatie dan is er maar één begrip dat centraal dient te staan: doelmatigheid. Uitgaven die niet doelmatig zijn, kunnen niet rechtmatig of functioneel zijn. Voor zover dit nog wel zo is, moeten wet en regelgeving dringend worden aangepast.

Voor de verwarring van begrippen is deze affaire ook nog in ander opzicht veelzeggend. De doelmatigheid van de vele miljoenen guldens gemeenschapsgeld die aan deze affaire zijn besteed - zeker ƒ 7 mln aan KPMG en het OM-onderzoek, exclusief de ontwrichtingskosten van het gemeentelijke apparaat en de reputatieschade van het openbaar bestuur - lijkt op zijn minst aan twijfel onderhevig. Functioneel kan deze besteding van overheidsgeld dunkt mij niet worden geduid, om in KPMG-COR-termen te spreken. Als deze besteding in de zin van de Gemeentewet formeel rechtmatig zou zijn, dan pleit ik voor een snelle aanpassing van de Gemeentewet en andere wetten die dezelfde hiaten vertonen.

Nadere analyse brengt nog een uiterst belangrijk vraagstuk boven tafel, namelijk de vraag wat de waarde van accountantsverklaringen is bij de huidige wetgeving en bij de huidige controle-opvattingen. Over alle jaren van 1986 tot en met 1998 werd een goedkeurende accountantsverklaring door de gemeentelijke accountantsdienst afgegeven, werden de jaarrekeningen van Rotterdam door dezelfde COR goedgekeurd en werden de bestuurders, onder wie Peper, gedechargeerd. Accountantscontrole is ooit uitgevonden en ingesteld om onregelmatigheden en fraude van enige omvang te voorkomen of althans tijdig te signaleren. Waarom werd deze, de samenleving ontwrichtende mega-affaire door die accountantscontrole dan niet voorkomen of in een vroeg stadium gestopt?

Het lijkt mij onontkoombaar dat deze vragen in de evaluatie van de accountantswetgeving worden meegenomen. Dan is de affaire, wellicht ten onrechte genoemd naar Peper, toch nog ergens goed voor en blijken de daaraan bestede gemeenschapsgelden achteraf misschien toch nog doelmatig te zijn geweest.

Ruud Veenstra

Drs Ruud H. Veenstra RA is onafhankelijk accountancy-consultant te Naarden, www.veenstraaccountancy.nl.

Copyright (c) 2001 Het Financieele Dagblad